Had je ooit gedacht dat je in Noordrijn-Westfalen flamingo’s in het moerasland kan vinden, bizons door de Wittgensteinse bossen lopen en hele vlinderkolonies aan de Hannoversche Klippen leven? Meer dan de helft van NRW bestaat namelijk uit bossen, rivieren, weiden en velden. De twaalf natuurparken alleen al nemen ongeveer 40 procent van de oppervlakte van de deelstaat in. En in het Nationalpark Eifel groeien oorspronkelijke beuken-oerwouden, waarin zich opnieuw talrijke bedreigde diersoorten thuis voelen, waaronder wilde katten, bevers en zwarte ooievaars. Kom mee op ontdekkingsreis door NRW.
Flamingo’s die in het wild leven
Exotische vogels in het Münsterland
Het misschien meest ongewone natuurschouwspel voor bezoekers vindt men in Zwillbrocker Venn. In het natuur- en vogelbeschermgebied in het Münsterland hebben zich wilde flamingo’s gevestigd. De exotische vogels hebben het gebied als broedplaats uitgezocht en zijn zo de meest noordelijke flamingo-broedkolonie in Europa. Van maart tot juli en wanneer het broeden succesvol is, tot in september kan men de roze dieren hier bekijken. Wie heel dichtbij wil komen, kan op de fiets springen want de 450 kilometer lange Flamingo-route leidt vlak naast de langbenige vogels.
Wilde bizons
Thuis in de Wittgensteinse bossen
Niet alleen vergeleken met de elegante ooievaars zijn bizons echte krachtpatsers. De grootste landzoogdieren van Europa wegen tot een ton. De enige in het wild levende kudde van het continent heeft zijn thuis gevonden in de regio Siegen-Wittgenstein. Met zeer veel geluk kunnen bezoekers ze in de Wittgensteinse bossen zien. Groter is de kans om een blik op de dieren te werpen in de Wisent-Wildnis aan de Rothaarsteig bij Bad Berleburg, waar een kleine kudde bizons in een groot, maar gesloten natuurgebied van 20 hectare leeft. Meer bizons, al zijn het misschien geen wilde, leven in het Neanertal in de buurt van het gelijknamige museum delen ze het “Wildreservaat uit de Ijstijd” met andere traditionele dieren, zoals oerossen of tarpanen.
Dülmener wilde paarden
In galop door het Münsterland
Beroemde wilde dieren leven ook in het Naturpark Hohe Mark – de Dülmener wilde paarden. Zoals de bizons in het Wittgensteiner Land zijn ook zij grotendeels aan zichzelf overgelaten. Voor toeristen en inwoners is de grote wilde paardenvangst in de Merfelder Bruch op de laatste zaterdag in mei elk jaar een grote highlight. Vangers gaan dan met de blote hand op jacht naar eenjarige hengsten. Eenmaal gevangen worden de dieren geveild of verloot en getemd om later ritjes te maken door het weidse parklandschap van het Münsterland of koetsen te trekken.
Ooievaars & arctische wilde ganzen
Luid gesnater aan de Niederrhein en in het Teutoburger Wald
Een uniek natuurschouwspel vindt elke winter plaats aan de Niederrhein: tot 25.000 arctische wilde ganzen gebruiken het Auenlandschaft Bislicher Insel als verblijfplaats voor het koude seizoen. Al van ver hoort men het gesnater van de dieren die de weiden en velden tussen Duisburg en de Nederlandse grens als relatief warme winterverblijfplaats gebruiken. De streek is het grootste fourrageringsgebied voor arctische wilde ganzen in West-Europa: 30 procent van de West-Europese bestand aan kolganzen verblijven tijdens het winterseizoen tussen Duisburg en Nijmegen.
In het Große Torfmoor in het Teutoburger Wald is een ooievaar geland. In juni, wanneer de vogels op kikkerjacht zijn, is de kans groot om een van de zeldzame exemplaren te zien. Maar ook anders is een mystiek moeraslandschap altijd een uitstapje waard. De streek kan bijzonder goed worden ontdekt via het drie kilometer lange Moeras-belevenispad dat voor rolstoelgebruikers en kinderwagens hindernissenvrij is.
Vlinderparadijs
Breekbaar en delicaat in het Teutoburger Wald
Bezoekers van de Weser-Skywalk hebben een leuk uitzicht op bijzonder zachte schoonheden aan de Hannoversche Klippen bij Beverungen. Het gebied is een waar vlinderparadijs: rond 500 soorten worden hier al opgemerkt, waaronder ettelijke dieren die normaal een voorkeur hebben voor warme klimaten, zoals het Middellandse Zeegebied. Omdat de zon de klippen zo sterk opwarmt, hebben ze zich intussen aan de Weser genesteld.