Deutsches Fußballmuseum Dortmund
Dortmund
Hier gaat het niet om titels, doelpunten en overwinningen. Het museum heeft zich toegewijd aan de schaduwzijde van de sport maar ook het betere begrip tussen de volkeren door de balsport. Sterren staan hier net zo goed centraal als de velerlei facetten kennende fancultuur en reporter-stemmen uit verschillende mediakanalen.
Als regelmatig het licht wordt gedimd en de grote beeldschermen aan gaan, krijg je zo'n kippenvel-gevoel. 'Rahn schiet', 'Özil scoort' of 'Müller draait zich om zijn eigen as en...' - de monitoren tonen magische momenten met groots gejubel, die duidelijk maken waarom voetbal een museum nodig heeft.
Sinds 2015 staat het in Dortmund, op maximaal een uurtje rijden van vijf Bundesliga-stadia. Hier, direct bij het centraal station gelegen, komen ook fans van Schalke, Keulen of de recordkampioen Bayern München. 200.000 bezoekers komen ieder jaar. De drukste dagen zijn de dagen van de thuiswedstrijden van BVB, als de fans an de gasten in de stad zijn.
Het museum is niet verdeeld in etages, maar in helften? De eerste helft wordt toegewijd aan het nationaal elftal. Hun gewonnen partijen, hun verloren partijen, hun geschiedenis. En dat beschrijft nog lang niet alles. Het museum laat veel meer zien. Bijvoorbeeld de omgang met Joodse spelers tijdens het nationaalsocialisme. Het beschrijft de politieke dimensies van interlands, bijvoorbeeld het Duits-Duitse WK-spel, dat Sparwasser voor de DDR-selectie koos. Of het herinnert ons aan de speler Lutz Eigendorf. Zijn dodelijke verkeersongeluk, die in de Stasi-documenten opduikt, is tot op heden omringd door vragen.
Natuurlijk glanst en fonkelt de tentoonstelling ook op tal van plekken, dankzij de sterren op de shirts, de keizerlijke aura van de Beckenbauer-vitrines en de vele bekers. De bekers van het dames elftal hebben trouwens meer ruimte nodig dan die van hun mannelijke collega's.
De tweede helft is bestemd voor de clubkleuren, de fancultuur, de reporter-stemmen en verder toebehoor - bijvoorbeeld de ballonzijden trainer-jas van Christoph Daum, die ooit werd gestolen. Het is in zijn geheel ook een soort culturele geschiedenis, die het museum met al zijn facetten laat zien, op een zeer amusante manier. Het verbaast de tentoonstellers dus helemaal niet, als niet het cliché van de mannelijke fan met fansjaal het museum bezoekt, maar juist een goed gemengd publiek. Dat kan de kunstjes van de professionals ook zelf nadoen: bijvoorbeeld in de liggende positie van Klaus Fischer tijdens zijn 'goal van de eeuw'.
Na het einde van de tweede helft volgt nog de blessuretijd, het veld op de begane grond. Hier gaat het niet meer over de geschiedenis van voetbal, onvergetelijke helden en sportpolitiek, hier moet de bal gewoon in het doel.