Stadhuis van Lemgo
Gotische stijl ontmoet Weser-renaissance
Het stadhuis van de oude Hanzestad Lemgo werd gedurende meerdere eeuwen gebouwd en is een belangrijk bouwkundig monument van de gotiek en Weser-renaissance.
Het stadhuis van de oude Hanzestad Lemgo staat bekend als een tijdperk overschrijdend bouwkundig monument met een bijzonder belang. De stad Lemgo ligt ongeveer 25 kilometer ten oosten van Bielefeld in het Teutoburgerwoud en kijkt terug op een glansvolle Middeleeuwse geschiedenis, waarin het stadhuis zonder moeite past.
In een meerdere eeuwen omvattende planning en werkzaamheden aan de bouw kregen de gevels en kostbare steenhouwer-stukken hun huidige uiterlijk. Het stadhuis bestaat daarom niet uit een uniform gebouw, maar is een samenstelling uit verschillende elementen, die tussen de 14e en 17e eeuw ontstonden.
Zaalbouw uit de 14e eeuw.
De huidige uitbouw van het stadhuis is ongeveer 50 meter lang en loopt langs de complete oostzijde van de marktplaats in het centrum van Lemgo naast de St. Nikolai-kerk. Het oudste gedeelte van het stadhuis is de oostelijk van de kerk gelegen 46 meter lange zaal uit de 14e eeuw, die in het begin dienst deed als handelshuis.
Dit gedeelte van het gebouw vormt de ruggengraat voor de later bijkomende westelijke gebouwen en is ontworpen in een gotische bouwstijl. In de Middeleeuwse Hanzestad Lemgo diende deze gotische markthal al snel als stadhuis en werd dienovereenkomstig verder gebouwd. De verdere bouwfasen liggen op het hoogtepunt van de renaissance. Uit deze tijd zijn de voor het huidige uitzien doorslaggevende gebouwen aan de marktplaats afkomstig.
Pronkstuk: Apothekenerker
De in de 15e en 16e eeuw ontstane aanvullende gedeelte van het stadhuis van Lemgo bestaat in principe uit vier delen: In het midden ligt de raadkamer (gebouwd rond 1480) met de markante donkere trapgevel, ten noorden ervan de raadsapotheek (1525) met de apothekenerker van 1612 op de noordelijke hoek, ten zuiden de “Neue Ratsstube” met een erker met dubbele gevel uit 1589 en tenslotte voor de noordelijke gevel van het oude zaalgebouw de “Rathauslaube” van 1565 met de 1589 erboven aanvullende “Kornherrenstube”.
Tussen raadkamer en “Ratstube” ligt bovendien het voormalige woonhuis van “Winteppen” (1589), de pachter van de wijnkelder. In het bijzonder de “Rathauslaube” en de apothekenerker gelden met hun kostbare steenhouwer-stukken als pronkstukken van de zogenaamde Weser-renaissance.