De eerste blik de volgende morgen gaat naar de hemel: zon! Het Toscane van de Eifel roept! Na een terrasontbijt maak ik mij op om naar Ripsdorf te trekken. De kerk van het kleine plaatsje is het startpunt van mijn wandeling. Die leidt mij niet over het bekende, in totaal 313 kilometer lange wandelpad Eifelsteig. Veeleer wil ik enkele van de veelzijdige, thematisch ingedeelde 18 EifelSpuren en 94 EifelSchleifen ontdekken, de kortere plaatselijke wandelroutes door de noordelijke Eifel.
Ik volg vandaag een EifelSpur, steek, zoals bewegwijzerd, de Hauptstraße over en wandel uit de gemeente. Het pad voert in oostelijke richting, de zon tegemoet. Bij het begin knarsen nog kiezels onder mijn laarzen, maar al snel wandel ik verder op weidepaden die omzoomd zijn door hoog struisgras. Voor mij opent zich de blik op de zachte heuvels van de noordelijke Eifel, die zich tot aan de horizon uitstrekken. Ik verwonder mij over de afwisselende scène: kleine bosjes, die in een geometrisch patchwork van akkers dennengroene accenten leggen, Eifelkoeien die in de schaduw hun ontbijt verder kauwen, en boeren die hoog op de tractor het hooi inrijden. Een aangenaam windje draagt het tsjirpen van de vogels en de geur van gras en warme aarde over de laatzomerse velden en weiden.
Aan de rand van de weg heeft de natuur een bont tapijt geweven, uit witte wilde wortelen, geel Sint-Janskruid, paars knoopkruid, rozekleurige beemdkroon en piepkleine paarse Kartuizeranjers. Bijen en hommels bekijken het bloesembuffet en overleggen over de beste pollenstanden. Zo moet een weide eruitzien! Ik heb gehoord dat men hier, in de omgeving van Euskirchen, de grootste plantendiversiteit van Duitsland vindt. In de streek zet men zich bewust voor de bescherming van de biodiversiteit in door het beperken van de bemesting en late maaien. Landeigenaars en biogeografen werken daarvoor hand in hand. Ten hoogste tweemaal per jaar mag er gemaaid worden om de rijkdom te bewaren. Aan de rand van het weidetapijt gaat het over naar hazelnootstruiken met boskevers en Gelderse rozen. Een commando vogels escorteert mij naar de volgende weide koeien. Een groep van mooie, lichte herkauwers hebben zich op een zonnige hoogte verzameld, ze kijken vriendelijk-geïnteresseerd in mijn lens, zonder van hun lievelingsplekje recht te staan.
De weg verloopt verder door bosjes en weiden, nu eens in zigzag, dan weer in elegante bochten. Op een akker, waar de rijpe tarwe met rode papaver is versierd, leidt een straat naar een kleine verzameling huizen met een door treurwilgen omrande weide die uitnodigt om te picknicken.
Na een korte pauze gaat het verder op een landelijke laan, voorbij een begraafplaats en dor een idyllisch rivierdal. Het volgende hoogtepunt zal de kasteelruïne Dollendorf zijn, de Vinger van God, zoals hij in de volksmond wordt genoemd. En inderdaad: Achter een paar huizen leidt de weg steil omhoog naar de kasteelruïne. Nu begint een stuk dat zich voor mij als landschappelijk mooiste zal ontpoppen: van het stenen kruis van de kalvarieberg voert een pad neerwaarts in het Walcholderdal. Ik geniet enkele minuten van het indrukwekkende panorama en wandel dan in een wolkje uit jeneverbessen- en dennenboomlucht. Puntige bomen, zo ver het oog reikt. Is het hier niet waarlijk mooier, want veel groener dan in Toscane?
Het pad voert langs de helling, voorbij de jonge en oudere heesters en dennen. Het uitzicht verbaast mij altijd opnieuw en ik blijf staan, adem diep in en neem de rustgevende geur van het naaldhout in mij op. Na zowat 13 kilometer – de zon is nu nog een beetje dieper weggezonken, het licht mild – duikt de kerktoren van Ripsdorf terug op, in het midden van de zonnebloemvelden.